Theodore Schultz, één van de grondleggers van de ‘human capital theory’, wees er 50 jaar geleden reeds op dat personen investeren in onderwijs vanuit de idee dat die investering na het afstuderen een hoger loon zal opleveren. Daar waar Schultz’ inzicht een halve eeuw geleden verdeeldheid zaaide, is deze zienswijze vandaag de dag tot vanzelfsprekendheid geworden in een maatschappij die zich steeds meer wenst te definiëren als kenniseconomie. Zoals geformuleerd in de Lissabon-doelstellingen van de EU, zullen economieën die de meeste informatie en kennis produceren, in de toekomst ook de meest effectieve zijn. Loonverschillen vormen een niet te onderschatten ‘incentive’ voor individuen om te investeren in een bruikbaar pakket aan kwalificaties via het volgen van (hoger) onderwijs. Hoewel er consensus over bestaat dat personen met een hoger niveau van onderwijs ook hogere inkomsten genereren, is het niet eenvoudig dit te kwantificeren. Toch is het precies die kwantificering waar deze paper zich mee inlaat. Uiteraard is het ‘meten’ van de relatie tussen lonen en onderwijs geen nieuw idee. De vorige decennia verscheen een overweldigende hoeveelheid aan publicaties die focussen op het onderzoek naar het rendement van scholing. Zoals de econoom Psacharopoulus opmerkt, nemen slechts weinig auteurs echter de moeite om het effect van de verscheidene opleidingsniveaus op het loon te schatten. Nog schaarser zijn studies die zich verdiepen tot op het niveau van afzonderlijke studierichtingen binnen specifieke opleidingsniveaus van het hoger onderwijs. Dit werkstuk wil, wat België betreft, een aanzet vormen in het wegwerken van die lacune. De vraag staat centraal in hoeverre de studiekeuze van een achttienjarige impact heeft op de loonsevolutie van dat individu gedurende zijn of haar loopbaan. Daarnaast wordt onderzocht op welke leeftijd de opportuniteitskosten en de studiekosten van een diploma hoger onderwijs effectief zijn terugbetaald.