De opvolging en evaluatie van het armoedebeleid in de Europese Unie gebeurt in belangrijke mate aan de hand van indicatoren die geschat worden op basis van EU-SILC. Aangezien EU-SILC bestaat uit steekproeven van huishoudens in elke lidstaat van de Europese Unie, moeten schattingen op basis van deze bron begeleid worden van een indicatie van de fout op deze schattingen.
Door de complexiteit van de steekproeven, is dit geen vanzelfsprekende zaak. In deze CSB working paper gaan de auteurs na hoe precies de schattingen zijn van de meest courante armoede-indicatoren. Bovendien bekijken ze hoe het best rekening kan worden gehouden met de complexiteit van de steekproeven (weging, clustering en stratificatie). Aan de hand van een dataset voorbereid door Eurostat zoeken ze uit wat de impact is van verschillende assumpties met betrekking tot het steekproefdesign en welke variabelen in de User Database (UDB) het best gebruikt worden om standaardfouten en betrouwbaarheidsintervallen op een accurate manier te berekenen.
Door de complexiteit van de steekproeven, is dit geen vanzelfsprekende zaak. In deze CSB working paper gaan de auteurs na hoe precies de schattingen zijn van de meest courante armoede-indicatoren. Bovendien bekijken ze hoe het best rekening kan worden gehouden met de complexiteit van de steekproeven (weging, clustering en stratificatie). Aan de hand van een dataset voorbereid door Eurostat zoeken ze uit wat de impact is van verschillende assumpties met betrekking tot het steekproefdesign en welke variabelen in de User Database (UDB) het best gebruikt worden om standaardfouten en betrouwbaarheidsintervallen op een accurate manier te berekenen.
Lees dit CSB rapport hier.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten